AirborneArnhem.nl : Het Willem Tiemens Archief AA  ·  Home  ·  Over

voor meer: www.tiemens.info

GENIESSE DEN KRIEG . . .

Inleiding

Al eerder heb ik op deze plaats uw aandacht gevraagd voor het wel en wee van de ca. 80 jonge Duitse mannen en 40 vrouwen die de bemanning vormden van het radiopeilstation Teerose dat de Luftwaffe in juni 1942 bij Terlet in gebruik nam. De vrouwen van Teerose, van wie velen de kinderjaren nog maar net ontstegen waren, werden - nog op de dag waarop de luchtlandingen bij Arnhem begonnen - naar Duitsland in veiligheid gebracht. Nadat een geallieerde jachtbommenwerper de stelling danig had toegetakeld, besloten de Duitsers die in oktober 1944 te sluiten. Een deel van de mannen werd overgeplaatst naar het naburige tweelingstation, Teerose II nabij de Posbank. Dit radiopeilstation had de Luftwaffe al sinds maart 1943 in gebruik.

De bemanning van Teerose bij Terlet (dat bij de ingebruikneming van Teerose II bij de Posbank Teerose I ging heten), was voor haar vertier gedurende ruim twee jaar lang vrijwel geheel op Arnhem en directe omgeving aangewezen, die van Teerose II zo'n anderhalf jaar. Kennelijk hebben deze Duitsers (onder de Helferinnen bevonden zich trouwens betrekkelijk veel Oostenrijkse meisjes) in de loop van de tijd aardig hun weg in onze stad gevonden. Hoewel ze bezetter waren, voelden ze zich niet zo.

Soldaten en Helferinnen van Teerose I voor het Rembrandt Theater in de Steenstraat in Arnhem

En voorzover nu nog valt na te gaan, gedroegen ze zich ook niet zo. De verstandhouding met de burgerij zal in het algemeen niet uitbundig genoemd mogen worden, doch volstrekt genegeerd werden ze evenmin. Met hun instelling van 'laten we er onder de gegeven omstandigheden voor iedereen maar het beste van zien te maken' waren ze niet de lastigsten. Bovendien viel er aan hen wat te verdienen. Kortom, ze vonden zo hun weg in het Arnhemse. Talrijke 'kiekjes' in hun fotoalbums uit die tijd bevestigen dat. Wel begrijpelijk is het dan ook - doch enigszins onthutsend tegelijk - om te ontdekken dat Arnhem nog steeds een bijzonder plaatsje in hun hart inneemt.

Talent

Onder het personeel van Teerose I bleek nogal wat kunstzinnig, met name muzikaal talent aanwezig. Zo was Hannes Beste een virtuoos pianospeler, terwijl Erhard Carstensen goed met de viool overweg kon. Overigens nog niet goed genoeg naar zijn zin en daarom was hij nog weer vioolles gaan nemen bij een Arnhemse muzieklerares.

 

Drie vrolijke muzikanten, met viool Eberhardt Carstensen. Rechts Hannes Beste

Onder de Weense meisjes bleken zich enkele uitstekende danseressen te bevinden. En dan beschikte de stelling in Karl Fischer ook nog over een redelijk goede acrobaat. Een en ander bracht de Unteroffizier Manfred Trowe, een ondernemende kerel die altijd klaar stond als er iets te organiseren viel, op de gedachte om te proberen een klein variétégezelschap te formeren. Zijn idee viel in goede aarde. Het duurde niet lang of er kon een begin worden gemaakt met het samenstellen en instuderen van het eerste avondvullende programma. Intussen ging een andere groep vrijwilligers aan de slag om de voormalige hangar van de Arnhemsche Zweefvliegclub om te toveren tot 'stellingstheater'.

Manfred Trowe trouwde begin 1945 met een van zijn 'sterren', de Oostenrijkse Franziska Karban. Op de foto rechts voeren twee meisjes een act op op het gecamoufleerde dak van een latrine bij een van de torens van Teerose I. Op de achtergrond is een andere peiltoren te zien. Het meisje dat staat, is Eva Achleitner, solodanseres van het variétégezelschap. Na de oorlog trouwde Eva met de Engelsman Roy Watson, ze gingen in Londen wonen

Tijdens haar bestaan heeft het gezelschap drie programma's gebracht, waarvan het laatste op 20 augustus 1944. In aanmerking genomen de primitieve omstandigheden waaronder ze moesten worden gerealiseerd, waren de uitvoeringen opvallend goed verzorgd. Voor bijzondere lichteffecten op de Bühne waren helpers verantwoordelijk die achter de coulissen gekleurd glas voor de schijnwerpers hielden. De kostuums van de artiesten oogstten alom bewondering. Ze verleenden hun optreden de glans van professionaliteit. Geen wonder, want de Duitsers 'ritselden' ze bij de stadsschouwburg van Arnhem in ruil voor drank en rookwaren. Overigens werd al het geleende na de voorstellingen weer netjes bij de schouwburg terugbezorgd.

Een uitvoering in de voormalige hangar van de Arnhemsche Zweefvliegclub, toen 'stellingstheater' van Teerose I en de uitnodiging die Unteroffizier Josef Pelzer, die in de bunker Diogenes in Schaarsbergen werkte, ontving

In Teerose II vertoefde een geheel ander talent. En wel in de persoon van Unteroffizier Eberhard Groenewold die in München theaterwetenschap en Germanistiek had gestudeerd en de titel Doktor droeg. Het zou mij niet verbazen wanneer de Unteroffizier die met een aantal collega's op 26 maart 1943 in Teerose II een test aflegde, Eberhard Groenewold op het oog had toen hij 's avonds in zijn dagboek noteerde: "Er was zelfs een oudere leraar bij, maar uitgerekend die heeft een dermate slechte inzet en een dermate slecht vermogen om te combineren, dat je je daar ronduit over moet verbazen." Als letterkundige was Eberhard de aangewezen man om de tekst van het Teerose II - Marschlied te schrijven, al verraadt die nog allerminst het niveau dat zijn oeuvre in zijn latere leven zou bereiken en waarvoor de stad Lübeck hem in 1978 met een ereplaquette zou onderscheiden.

Vlnr.: Dr. Eberhard Groenewold en mevrouw Groenewold uit Lübeck en Manfred Trowe uit Kiel (31.08.1985)

                            

In de tijd waarin Groenewold deze aardige tekst schreef, woedde de oorlog zo ongeveer op zijn hevigst. In dat licht gezien is het lied weinig oorlogszuchtig van toon. Een goede afspiegeling van de geest die er in de beide Teerose stations in die dagen heerste, komt mij voor. Een sfeer die ik trouwens ook proef in historische terugblik op rijm, die Manfred Trowe in het voorjaar van 1987 met veel verve en onder grote instemming tijdens het Teerose-Treffen in Kiel voordroeg. Een aantrekkelijke vorm van geschiedschrijving zoals die niet dikwijls zal voorkomen!

                        Liebeserklärung an eine Blume

                        1942 begann die "Teerose"-Geschichte,

                        ich will sie erzählen, in einem Gedichte.

                        Als die "Tommis" frech geworden,

                        flogen sie nach Deutschlands Norden,

                        besonders aber nach dem Westen,

                        war der Stahl dort doch am besten.

                        Ihre Flieger nachts und Tag,

                        wurden zu 'ner richt'gen Plag'.

                        So kam jemand die Idee,

                        dass es so nicht weiter geh'.

                        Und im Wonnemonat Mai,

                        ist man dann auch schon dabei:

                        Man erfasst 'ne ganze Meute

                        tüchtiger Bau- und Zimmerleute,

                        keiner sagt ein Wort zu viel,

                        nur das eine, hier das Ziel:

                        Zum "Galgenberge bei Terlet"

                        schafft man sie hin, mit Stuhl und Bett

                        sowie der Order, schnell zu werken,

                        ohne dass 's die "Tommis" merken,

                        ein bisschen Heide zu vernichten

                        und ein Lager zu errichten.

                        Schnell gebaut wird da aus Holz

                        Baracken, stets des Bauherrn Stolz

                        und, aufgrund 'ner leisen Warnung

                        Netzen drüber, so zur Tarnung,

                        kurz, ein Platz, den keiner kennt,

                        den man nun die "Teeros'" nennt.

                        So entstand am Berges Rand

                        im Heidekraut ein "Blumenland".

                        Dagegen auf des Berges Gipfel,

                        klug durchdacht zum letzten Zipfel,

                        baut man ein Haus, "Auswertung" genannt,

                        ein Steinbau, so man fand,

                        verbunden zu Türmen mit grossen Masten,

                        zu helfen "Diogenes", dem Bunkerkasten,

                        der in "Schaarsbergen" ward errichtet,

                        und dem die "Teeros'" jetz dienstlich verpflichtet.

                        Kommt der Sommer nun heran,

                        fäng das neue Leben an:

                        Ordete LN-Soldaten, *)

                        (diese trudeln ein auf Raten)

                        gute Stücker hundert Männer,

                        beileibe aber keine Penner,

                        jung im Alter ihres Lebens,

                        stark jedoch des "Hörens-Gebens".

                        Eh' man sich da recht besonnen,

                        ward die Arbeit aufgenommen,

                        leiten den Kollegen Flieger,

                        sicher wie den Panzer "Tiger".

                        Chef bis hin zur Jahreswende,

                        ein gewisser Doktor Ende,

                        führt den Laden an der Leine,

                        Arbeit gut, Beschwerden keine.

                        Davon hört der General,

                        fliegt er selbst doch auch einmal

                        und beschliesst zur richt'gen Stund,

                        vielleicht sogar in kleiner Rund':

                        Diese Jungs, die sind wie keine,

                        den fehlen nur noch Damenbeine,

                        wenn dort flotte Mädchen tagen,

                        ist diese Stellung nicht zu schlagen.

                        (Als uns dieses Gute widerfährt,

                         war es mehr als nur einen "Asbach-Uralt" wert.)

                        So also begann's, das "süsse Leben",

                        nun konnte man in Damengesellschaft einen heben.

                        Nach Arnheim ging's, in's "Cafe Heck",

                        auch die "Rotonde", ein guter Fleck,

                        und im "Royal", ein zarter Reigen,

                        spielen feurige Zigeunergeigen.

                        So bildet sich im Lauf des Jahr

                        manch Hübsch' "Teerose"-Paar.

                        Der neue Chef, der Willi God,

                        der sieht bei Pärchen garnicht rot.

                        Bei ihm ist Gegenteil der Fall,

                        bleibt Pärchen, bleibt geeint am Ball,

                        wer sich privat verstehen tut,

                        der macht's im Dienst besonders gut.

                        Kälkes Erika, eine gestrenge Frau,

                        nahm's mit ihrer Pflicht genau,

                        von Beruf "Ka.-Fü.", so ihr Name, **)

                        die Chefin der Mädchen, eine Dame,

                        hatte an ihren Mädchen Freud',

                        man sieht's ihr an, sogar noch heut'.

                        Mit uns sassen im "Teerose"-Boot,

                        die zwei Adjutanten des Herrn Willi God,

                        Karlchen, der Hamberger, war der eine,

                        Ihr wisst schon, nicht der Kleine,

                        Konrad, der Epperlein, der zweite,                     

                        beide stramme Leutnants, früher Gefreite.

                        Wechseln tat bei uns der "Spiess",

                        der vorher Wilhelm Schweickhardt hiess.

                        Neubers Herbert folgte nach,

                        damit der Posten lag nicht brach.

                        Und so ging das leben weiter,

                        manchmal ernst, mal war es heiter,

                        mal viel Dienst mit rauhen Klingen,

                        dann wieder tanzen, Schlager singen,

                        Theater spielen, feiern Feste,

                        am Klavier stets Hannes Beste.

                        Vielvach nach des Tages Müh'n,

                        ging's hinein in's Heideblüh'n,

                        mal allein und mal zu zweit,

                        teils entfernt und teils nicht weit,

                        oft auf ganz verschlung'nen Wegen,

                        um die Stimmung anzuregen,

                        kurz, man dachte "fast wie Frieden",

                        war uns doch das Glück beschieden,

                        das derzeit kaum einer fand,

                        zu sein schönen Niederland.

                        Da es klappte ohn' Geschrei,

                        baute man die "Teerose II".

                        Der General, der hatte nun beide,

                        eine in Terlet, eine Velp-Heide.

                        Es gab einen Spruch, zu dieser Zeit wahr:

                        "Geniesse den Krieg, der Friede wird furchtbar".

                        Jäh, auf einmal gab's 'nen Knall,

                        wie's oft im Leben ist der Fall,

                        denn der "Tommi", dieser Bube,

                        gönnt uns nicht die gute Stube,

                        wie am Meer 'n starke Brandung,

                        macht er bei uns 'ne grosse Landung

                        kommt mit Männern, kommt mit Flieger,

                        fühlt sich schon als grosser Sieger,

                        schiesst mit Pulver, schiesst mit Blei,

                        schiesst uns unser Haus entzwei.

                        Will uns aus dem Ort verjagen

                        (dieses schlug uns auf den Magen)

                        und, das bring noch mehr Verdruss

                        Frage: Ist mit "Teeros" Schluss?

                        Mädchen mussten schnell nach Hause,

                        leider keine Abschiedssause

                        nur noch "Tschüss" und "viel Gesundheit",

                        aus ist's mit des Lebens Buntheit,

                        kein mehr eingefahr'nes Gleis,

                        jeder denkt nur: "So sein Scheiss"!

                        "Angetreten" brüllt der Weber,

                        "ran an Feind", 'n Laus auf Leber?

                        dies' Mal wird's ein Todesspiel,

                        davon hält man garnicht viel.

                        Rummms und pffff und bum, bum, bum,

                        knallt der "Tom" in der Gegend 'rum,

                        machen uns doch manchen Kummer,

                        Kameraden anderer Feldpostnummer.

                        Na, so glimpflich wie es steht,

                        endet nicht das "tete-a-tete".

                        Tote gab's und auch Verletzte,

                        nur der Weber, der uns hetzte

                        ohne Rücksicht auf Verluste

                        "vorwärts, Kameraden", musste

                        - fast ist es wie ein Gedicht -

                        schreiben einen Feldbericht,

                        um das "Ritterkreuz" zu fangen

                        und am Halse aufzuhangen.

                        Doch auch die Schlacht ging vorbei

                        Sieg und Heil und viel Geschrei,

                        wurd' ein grosser Sieg errungen,

                        hat's uns in den Ohren 'klungen,

                        Kumpels fehlten ein'ge Stück,

                        war es nur ein halbes Glück.

                        Doch mit des Geschickes Mächten,

                        ist kein ew'ger Bund zu flechten,

                        darum ist uns garnicht schnuppe,

                        dass sich auflöst uns're Truppe,

                        wird in alle Welt zerstreut,

                        schade, schade, oft bereut.

                        Fast hatten wir das ird'sche Glück,

                        leider, leider, jetzt fehlt ein Stück.

                        Dabei hätt' ich fast vergessen,

                        Koch Kock machte prima Essen.

                        Und die Aussicht, ländlich-mondän,

                        konnte den Hof von van Veelen man sehn.

                        Platz "T II", umrahmt von Tannen,

                        will man jetzt ganz neu bemannen,

                        darum gehn wir "alten Recken",

                        uns're Wunden zu belecken

                        glücklich doch, gesagt zum Ruhme,

                        dass die "Teeros'" uns're Blume

                        von "T I" nun nach "T II",

                        bis der ganze Spuk vorbei.

                        Doch der Krieg, er blieb nicht stehn,

                        wollte immer weitergehn.

                        Hatten dort so manch' Erlebnis,

                        ab und zu 'nen gut' Ergebnis,

                        Schnäpschen, Bierchen, Pulle Wein,

                        War'n dufter LN-Verein. *)

                        Ab und zu die Erde bebte,

                        Zeichen, dass der "Tommi" lebte,

                        nun, als dann das End' anbricht,

                        kommt ein traurig' Tag in Sicht:

                        Mit List und Tücke und ganz stumm,

                        kämpft man sich mit dem Feind herum,

                        um auf ganz verschied'nen Wegen,

                        teils bei Sonne, teils bei Regen,

                        teils nach Wochen, teils nach Jahren,

                        endlich konnt' nach Hause fahren.

                        "Ärmel hoch", das Nachkriegslied,

                        jeder seines Glückes Schmied.

                        "Hallo", da sind sie wieder.

                        die "Teerosen" von damals, seriös und bieder,

                        haben gegessen manch' fette Portion,

                        haben verdient vielleicht 'ne halbe Million,

                        haben im Stall vielleicht zwei Hengste,

                        haben 'ne flotte "Karre", die lenkste,

                        aber doch immer, immer wieder denkste

                        (und geb's vom Partner noch so viel Hiebe)

                        and Deine immer noch unvergessene Liebe:

                                               "Die Teerose".

*) LN     = Luftnachrichtentruppe, de verbindingsdienst van de Luftwaffe.

**) Ka.-Fü. = Kameradschaftsführerin, de officiële benaming van de functie van Erika Kälke, die het beste kan worden vertaald als 'cheffin van de vrouwengroep'.

Tot besluit

Och, ze zijn niet wereldschokkend, deze inkijkjes in het leven dat de Duitsers in de peilstations op de Veluwse heide leidden. Toch zou het jammer zijn wanneer we ze hadden moeten missen, vind ik. Hetzelfde geldt voor de talrijke foto's die er uit deze periode van veel plaatsen - waaronder de stations zelf - bewaard zijn gebleven. De meeste ehemalige zijn er inmiddels niet meer, zoals Manfred Trowe, Hannes Beste, Erhard Carstensen en Eberhard Groenewold. Het zal niet lang meer duren of de laatste bladzijde van verhaal van de Teerose radiopeilstations, die beide hun plaats in de locale en - door de rol die ze in de Slag om Arnhem speelden - ook in de landelijke oorlogsgeschiedenis hebben verworven, is geschreven.

Klik hier om terug te gaan naar de Home Page.